Etiquette op de weg
- Houd je aan de verkeersregels.
- Houd zichtbaar rekening met anderen.
- Geef op tijd richting aan.
- Ben en blijf altijd beleefd. Bijvoorbeeld: als mensen voor je aan de kant gaan, bedank deze dan ook.
- Passeer een ander op gepaste afstand en snelheid.
Signalen
Alle signalen duidelijk, door iedere rijder, doorgeven! Signalen kunnen door de hele groep gegeven worden, niet alleen door de voor- of achterzijde. Wees je bewust dat het hard schreeuwen van signalen door andere weggebruikers als intimiderend ervaren kan worden. Wees duidelijk in je signalen, maar let dus op je volume.
- AFSLAAN: Voorrijder steekt arm naar links of rechts en roept “LINKS” of “RECHTS”. In het geval van 2 rijders, signaleert de rechterrijder zodra we naar rechts gaan en vice versa.
- OBSTAKEL RECHTS/INHALEN: Voorrijder roept “VOOR” en beweegt eventueel de rechterarm naar achteren en de hand naar binnen.
- OBSTAKEL LINKS/TEGENLIGGER: Voorrijder roept “TEGEN” en beweegt eventueel de linkerarm naar achteren en de hand naar binnen.
- INGEHAALD WORDEN: Achterrijder roept “ACHTER”.
- STOPPEN: Alleen de voorrijder steekt een arm met vuist omhoog en roept “STOP”.
- ACHTER ELKAAR RIJDEN: Voorrijder/achterrijder roept “RITSEN” en steekt de wijsvinger omhoog. De rechterrij maakt ruimte, de linkerrij voegt in.
- PROBLEMEN: Betrokkene roept “LEK”. Ook voor andere stops zoals eten, sanitair of kleding.
- RUSTIG AAN: Voorrijder roept “RUSTIG” en maakt met een vlakke hand een drukkend gebaar.
- OBSTAKEL IN/OP WEGDEK: Voorrijder roept de naam van het obstakel, bijvoorbeeld “PAALTJE”, “DREMPEL” of “HOBBEL”, en wijst ernaar.
- MINDER SNEL, (nog) NIET COMPLEET: Betrokkene roept “TANDJE”. De groep wacht tot iedereen is aangesloten.
- WEG VRIJ: Voorrijder roept “VRIJ”, “RECHTS VRIJ” of “LINKS VRIJ”.
- KOPBEURT OVERNEMEN BIJ OP ÉÉN LIJN RIJDEN: De voorrijder beweegt zijn elleboog en laat zich afzakken naar achteren.
- KOPBEURT OVERNEMEN ALS JE NAAST ELKAAR RIJDT: De twee voorrijders spreken “OVERNEMEN” af. De rechterrijder laat zich afzakken en de linkerrij schuift één plek naar voren.
- ROULEREN: De voorrijder maakt een draaiende beweging met de hand en roept “DRAAIEN”.
- GAAT U MAAR VOOR: Hele arm van achter naar voor bewegen.
- GRIND IN DE BOCHT: De voorrijder roept “GRIND”.
- EVEN STAAND FIETSEN: De voorrijder beweegt beide ellebogen twee keer naar buiten.